De eerste Joodse gevangenen van het Oranjehotel: Herman Henri de Kadt en Betty van Aalten

Kort na de overgave van het Nederlandse leger en het begin van de bezetting worden in het Oranjehotel meerdere Nederlandse politieke gevangenen gevangengezet. Deze eerste groep Nederlandse gevangenen bestaat vooral uit officieren uit het Nederlandse leger en ambtenaren, maar bevat ook enkele Joodse politici en communisten.

Op 31 mei 1940 worden de Joodse communisten Herman Henri de Kadt en zijn vrouw Betty Bernardine van Aalten in hun huis in Rotterdam gearresteerd, met als reden 'spionage of communistische agitatie'. Sommige historici stellen dat het maken van foto’s van Duitse soldaten een reden voor arrestatie was, maar de communistische achtergrond van De Kadt speelde wellicht ook een rol. De Kadt is lid van de Communistiche Partij Nederland (CPN) en heeft in 1933 Belgie moeten verlaten vanwege het verspreiden van communistische pamfletten.

De Kadt en Van Aalten worden direct vanuit Rotterdam naar het Oranjehotel overgebracht. Ze blijven hier niet lang. De Kadt wordt uiteindelijk op 17 oktober 1941 ter dood veroordeeld en opgehangen in Dachau. Betty van Aalten wordt na enkele maanden gevangenschap vrijgelaten, maar overleeft de bezetting niet. Precies een jaar na het overlijden van haar man wordt zij weer opgepakt. Samen met haar tweejarig zoontje komt zij via Westerbork in Auschwitz terecht waar beiden op 10 september 1943 worden vermoord.

Foto: Herman de Kadt en Betty van Aalten, Stichting Sporen WO2 RK